Veelvoorkomende mentale problemen in de klascontext

Mentaal welbevinden aan de ene kant en mentale gezondheidsproblemen of psychopathologie aan de andere kant. Dit zijn de twee polen van een tweevoudig continuüm van gezondheid en ziekte. De termen "probleemgedrag of emotionele problemen" worden vaak gebruikt om een moment tussen deze twee polen te beschrijven, waarbij het mentale welbevinden aangetast is maar niet voldoet aan de criteria voor een stoornis of pathologie (ziekte). Dit hoofdstuk geeft richtlijnen rond de begrippen gezondheid en pathologie en veelvoorkomende psychopathologie en neurodiversiteit in de adolescentie. We geven de kennis weer over wetenschappelijke onderbouwde oorzaken van deze stoornissen wat stigma tegen kan gaan en handvatten kan bieden voor de praktijk. Het maakt het mogelijk om initieel atypisch gedrag beter te begrijpen en vergemakkelijkt de communicatie met adolescenten en collega’s. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op ontwikkelingsstoornissen. Ontwikkelingsstoornissen zijn aandoeningen die de ontwikkeling van het zenuwstelsel beïnvloeden, wat leidt tot problemen in het persoonlijk, sociaal, academisch of beroepsmatig functioneren. Ze manifesteren zich meestal vroeg in de kindertijd en worden vaak beïnvloed door een combinatie van genetische, omgevings- en ontwikkelingsfactoren. Door op de hoogte te zijn van wetenschappelijk onderbouwde interventies kan er beter worden doorverwezen naar juiste instanties of personen. Deze kunnen dan diagnostische beoordelingen en indien nodig verdere therapeutische of educatieve maatregelen kunnen initiëren. Het kunnen identificeren van vroege waarschuwingssignalen of atypisch gedrag is van groot belang voor scholen en alle belanghebbenden in het onderwijs. Door het verspreiden van kennis rond dit topic ontstaat er een vergroot bewustzijn van huidige psychopathologie, een vermindering van stigmatisering door communicatie en het initiëren van ondersteuning.

Bronnen

The State of the world’s children 2021 (UNICEF, 2021)

Omschrijving

ASS wordt vaak een pervasieve1 ontwikkelingsstoornis genoemd, die duidelijke verschillen in hersenfunctie vertoont in vergelijking met neurotypische personen. (“Neurotypisch” is een term die wordt gebruikt om personen te beschrijven wiens neurologische ontwikkeling overeenkomt met het “typische” patroon.) Daarentegen verwijst de term “neurodivers” naar personen bij wie het neurologisch functioneren afwijkt van dit typische patroon, zoals personen met ASS of ADHD. De diagnose van een ASS vereist de aanwezigheid van symptomen op drie belangrijke gebieden: sociale communicatie, sociale interactie en repetitief en stereotiep gedrag. Deze symptomen kunnen van persoon tot persoon verschillen, daarom spreken we van een spectrum. Wel hebben personen met ASS gemeen dat ze moeite hebben met sociale interactie en een sterke voorkeur hebben voor structuur en voorspelbaarheid. In sommige landen worden de afwijkingen in sociale communicatie en interactie nu samen gezien en niet meer als aparte entiteiten beschouwd. We zullen ze hier echter apart beschrijven.

Kenmerken van sociale communicatie:

De taalontwikkeling kan vertraagd of volledig afwezig zijn. Als er taal aanwezig is, vertonen personen met ASS vaak verschillen in hun communicatie ten opzichte van neurotypische personen. Ze kunnen bijvoorbeeld meer neologismen2 gebruiken, sociaal ongepaste uitspraken doen of ongepaste vragen stellen, en herhaaldelijk dezelfde woorden en zinnen gebruiken. Verder zijn er verschillen met neurotypische personen in het initiëren en volhouden van verbale uitwisselingen. Vaak wordt er minder over koetjes en kalfjes gepraat en is het aangaan van wederkerige gesprekken om een dialoog in stand te houden beperkt. Daarnaast vertonen personen met ASS vaak verminderde non-verbale communicatie, zoals minder knikken of schudden met het hoofd, wijzen naar objecten in de verte of het gebruik van conventionele gebaren zoals zwaaien of een kus blazen. Bovendien is er bij kinderen in het autismespectrum vaak een opvallende vermindering van gevarieerd, spontaan fantasierijk spel.

Kenmerken van sociale interactie:

Personen met ASS vertonen vaak verminderd non-verbaal gedrag binnen sociale interacties. Ze kunnen bijvoorbeeld oogcontact vermijden of beperken. Daarnaast zijn de sociale glimlach en gezichtsuitdrukkingen in het algemeen vaak minder uitgesproken in vergelijking met neurotypische personen. Bovendien ondervinden personen in het ASS vaak problemen bij het aangaan en onderhouden van relaties met leeftijdsgenoten. Ze kunnen verminderde interesse tonen in leeftijdsgenoten en hun reactie op de benadering van anderen kan soms negatief zijn. Bovendien kan er een gebrek zijn aan gedeelde vreugde, wat zich uit in minder delen van zaken of een verminderde neiging om interesses en vreugde met anderen te delen. Personen met ASS vertonen ook vaak een verminderde wederkerigheid op sociaal en emotioneel vlak. Troost bieden aan anderen kan bijvoorbeeld onregelmatig, ongepast of niet intuïtief zijn. Daarnaast kunnen interacties met volwassenen soms terughoudend zijn en kunnen personen met ASS een verminderde interesse vertonen in dergelijke interacties.

Repetitief, stereotiep gedrag:

Personen met ASS ontwikkelen vaak ongewone of zeer intense interesses, waar ze zich intensief mee bezighouden. Soms houden ze vast aan handelingen of rituelen die op zichzelf geen functie hebben. Vaak hebben ze bijgevolg moeite met veranderingen in dagelijkse routines of veranderingen in hun omgeving. Bovendien kunnen personen in het ASS een overheersende fixatie op specifieke voorwerpen of niet-functionele aspecten van voorwerpen vertonen. Een ander opmerkelijk onderscheid betreft de zintuiglijke ervaringen, die verschillende zintuigen kunnen omvatten, zoals reacties op auditieve, visuele, tactiele of reuk stimuli. Sommige personen met ASS kunnen hypergevoelig reageren op bepaalde stimuli, waardoor ze ongemak ervaren, terwijl anderen hypogevoelig kunnen zijn, waardoor ze een verminderde waarneming hebben. Daarnaast kunnen ze soms repetitieve motorische bewegingen met hun handen of lichaam vertonen.

Rode vlaggen/waarschuwingssignalen:

  • afwezige of vertraagde taal
  • problemen met sociale interactie
  • repetitief en beperkt gedrag en interesses
  • gevoeligheid voor zintuiglijke prikkels
  • starre denk- en gedragspatronen, ontwikkelingsachterstand

Het is belangrijk op te merken dat de aanwezigheid van sommige van deze waarschuwingssignalen niet noodzakelijk betekent dat iemand ASS heeft. Een professionele beoordeling en diagnose door specialisten zoals kinderartsen, psychiaters, psychologen of gespecialiseerde therapeuten zijn nodig om een ASS nauwkeurig te diagnosticeren.

Prevalentie en gevolgen

Ongeveer 1 op de 100 kinderen wereldwijd wordt gediagnosticeerd met ASS. De diagnose komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. In de kindertijd en adolescentie kan een ASS leiden tot problemen op school. Zintuiglijke overprikkeling in een klaslokaal kan bijvoorbeeld leiden tot concentratieproblemen. Personen met ASS ervaren vaak meer problemen in de omgang met anderen, vooral met leeftijdsgenoten. Deze problemen kunnen zich uiten in verschillende sociale situaties, waaronder communicatie, het begrijpen van non-verbale signalen en het vermogen om relaties aan te gaan en te onderhouden. Naast sociale uitdagingen ervaart men vaak aanzienlijke perceptuele verschillen in het dagelijks leven, zoals sensorische gevoeligheden die sociale situaties beïnvloeden. Omgaan met deze verschillen is vaak een uitdaging en kan het dagelijks leven sterk beïnvloeden. Frequent komt ASS voor in combinatie met andere psychische aandoeningen als ADHD, obsessieve compulsieve stoornis, angststoornissen en depressie.

Mechanisme

De precieze oorzaken van ASS zijn niet volledig onderzocht en begrepen, maar onderzoek suggereert dat een combinatie van genetische, omgevings- en ontwikkelingsfactoren een rol speelt. Er is waarschijnlijk niet één oorzaak, maar eerder een verscheidenheid aan factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van de stoornis door complexe interacties. Het belangrijkste deel is echter genetische aanleg. Omgevingsfactoren spelen daarentegen een belangrijkere rol in termen van functionele beperkingen en persoonlijk leed.

Ondersteuning

Behandeling en ondersteuning kunnen divers zijn en moeten worden afgestemd op de individuele behoeften van de betrokken persoon. Vroege diagnose en interventie kunnen het verloop positief beïnvloeden. Vroege interventies kunnen gedrags- en communicatietherapieën omvatten, evenals ondersteunende maatregelen gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van sociale vaardigheden, communicatie en zelfhulpvaardigheden. Therapieën zoals Toegepaste Gedragsanalyse (ABA), cognitieve gedragstherapie en logopedie kunnen helpen bij het verbeteren van sociale vaardigheden, communicatie, zelfregulatie en andere essentiële vaardigheden. Individueel aangepaste onderwijsplannen en ondersteunende diensten op scholen kunnen het leerproces voor kinderen en adolescenten met ASS vergemakkelijken. Dit kan ondersteunend personeel omvatten, aanpassingen in de klas en het bevorderen van interacties met leeftijdsgenoten. Alle interventies die gericht zijn op het bevorderen van welzijn en het faciliteren van het omgaan met de eerder genoemde moeilijke situaties kunnen een beschermend effect hebben. Door individueel aangepaste ondersteuning te bieden die is afgestemd op de behoeften en sterke kanten van het betreffende individu, kunnen deze interventies helpen om de veerkracht te versterken en positieve coping strategieën te ontwikkelen. Door het bevorderen van sociale vaardigheden, zelfregulatie, communicatie en zelfhulpvaardigheden kunnen ze helpen de weerbaarheid tegen stress en uitdagingen te vergroten. Bovendien kunnen ze ook het gevoel van eigenwaarde vergroten en een gevoel van zelfeffectiviteit bevorderen, wat weer bijdraagt aan het verbeteren van de geestelijke gezondheid en het algehele welzijn.

Omschrijving

Eetstoornissen zijn ernstige psychische aandoeningen die het eetgedrag en de perceptie van het eigen lichaam beïnvloeden. Ze kunnen leiden tot aanzienlijke gezondheidsproblemen en een grote impact hebben op het dagelijkse leven. De meest voorkomende eetstoornissen zijn: anorexia nervosa, boulimia nervosa en eetbuienstoornissen. Ondanks hun diversiteit hebben alle eetstoornissen een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Ten eerste staat afwijkend eetgedrag centraal, wat zich kan uiten in ongewone eetgewoonten zoals extreem calorieën tellen, overmatig eten of sterk beperkte voedselinname. Dit gedrag heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk. Personen met eetstoornissen lijden vaak aan ondervoeding, uitdroging, hartproblemen, depressie en andere psychische aandoeningen. Een ander veel voorkomend kenmerk is de vervormde perceptie van het eigen lichaam en gewicht. Personen met eetstoornissen hebben de neiging om zichzelf als "te zwaar" of "onaantrekkelijk" te zien, ongeacht hun werkelijke gewicht of uiterlijk door een verstoorde lichaamsperceptie. Dit leidt vaak tot intense emotionele stress, waaronder angst, schaamte, schuldgevoelens en zelfhaat. Eetgedrag kan vaak dienen als een copingmechanisme voor deze emotionele problemen. Tot slot belemmeren eetstoornissen het dagelijks leven van personen aanzienlijk. De continue focus op eten, gewicht en lichaamsbeeld kan veel leed veroorzaken en het vermogen van de adolescent om te werken, naar school te gaan, sociale relaties aan te gaan en zich persoonlijk te ontwikkelen enorm belemmeren.

Prevalentie en gevolgen

Eetstoornissen komen voor bij ongeveer 14 op de 1000 vrouwen en 5 op de 1000 mannen. Ze starten meestal in de adolescentie. Eetstoornissen kunnen ernstige gevolgen hebben voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ze leiden vaak tot ondervoeding en gewichtsproblemen, waaronder spieratrofie, broze botten, haaruitval en een verzwakt immuunsysteem. Daarnaast kunnen eetstoornissen leiden tot het stoppen van de menstruatie bij vrouwen en potentieverlies bij mannen. Cardiovasculaire problemen, zoals hartritmestoornissen en hartfalen, komen ook vaak voor. Maagdarmproblemen, zoals gastritis en maagzweren, zijn een ander gevolg. Verder kunnen eetstoornissen leiden tot cognitieve beperkingen en psychische problemen zoals depressie en angststoornissen. Sociale isolatie en problemen in relaties en/of het gezin zijn frequent aanwezig. Op lange termijn kunnen eetstoornissen leiden tot levensbedreigende complicaties zoals hartfalen, nierfalen en een verhoogd risico op suïcide.

Mechanisme

Het is belangrijk om te weten dat eetstoornissen niet door één enkele factor worden veroorzaakt, maar door een complex samenspel van meerdere factoren. De precieze oorzaken kunnen per persoon verschillen en zijn vaak het gevolg van een combinatie van biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren. Genetische aanleg speelt een cruciale rol als het gaat om de kwetsbaarheid voor eetstoornissen. Studies hebben aangetoond dat personen met familieleden bij wie een eetstoornis is vastgesteld, een verhoogd risico lopen om er zelf te ontwikkelen. Daarnaast kunnen hormonale en neuro chemische verschillen in de hersenen, met name gerelateerd aan neurotransmitters zoals serotonine en dopamine, het risico op het ontwikkelen van een eetstoornis beïnvloeden. Individuele persoonlijkheidskenmerken en psychologische factoren spelen ook een belangrijke rol. Ervaringen in de kindertijd, de aanwezigheid van rolmodellen, opvoedingsstijlen en hoge prestatienormen kunnen het risico op eetstoornissen verhogen. Perfectionisme, een laag zelfbeeld, een behoefte aan controle en impulsiviteit zijn voorbeelden van persoonlijkheidskenmerken die geassocieerd kunnen worden met een verhoogd risico op eetstoornissen. Daarnaast hebben de hedendaagse maatschappij en cultuur een grote invloed op de ontwikkeling van eetstoornissen. Met name de weergave van geïdealiseerde lichaamsbeelden in de media en op sociale platforms kan leiden tot vervormde lichaamsbeelden en onrealistische schoonheidsnormen en -idealen. De druk om te voldoen aan idealen over lichaamsgewicht en uiterlijk, afkomstig van leeftijdsgenoten en de maatschappij in het algemeen, kan het risico op eetstoornissen vergroten.

Ondersteuning

De behandeling van eetstoornissen vereist een holistische aanpak die rekening houdt met verschillende aspecten van de aandoening en die individueel is afgestemd. Psychotherapie speelt een centrale rol bij de behandeling van eetstoornissen door onderliggende psychologische problemen aan te pakken en gezond gedrag te bevorderen. Het doel is om negatieve denkpatronen en gedragingen te identificeren en te veranderen, en om de relatie met voedsel en het eigen lichaam te verbeteren. Gespecialiseerde klinieken of adviescentra die zich richten op de behandeling van eetstoornissen bieden uitgebreide ondersteuning, waaronder diagnose, begeleiding, therapie en hulp bij het omgaan met eetstoornissen. In ernstige gevallen van eetstoornissen, met name bij acute levensbedreigende aandoeningen zoals ernstig ondergewicht of uitdroging, kan opname in een ziekenhuis of klinische behandeling noodzakelijk zijn om intensieve medische zorg en monitoring te garanderen. Daarnaast kan voedingstherapie, uitgevoerd door gekwalificeerde voedingsdeskundigen zoals diëtisten of therapeuten, personen helpen om gezonde eetgewoonten aan te leren, hun relatie met voedsel te verbeteren en evenwichtige voeding te bevorderen. Het doel is om gezond eetgedrag aan te leren en ondervoeding tegen te gaan.

Oefening

Omschrijving

Media afhankelijkheid, ook bekend als internetafhankelijkheid of online afhankelijkheid, verwijst naar dwangmatig gedrag waarbij iemand buitensporig veel tijd besteedt aan het gebruik van digitale media, met name op het internet. Deze vorm van afhankelijkheid of verslaving kan verschillende vormen aannemen, waaronder overmatig gebruik van sociale media, online gaming, streamingdiensten of andere digitale activiteiten. Personen met een internetafhankelijkheid investeren buitensporig veel tijd in het gebruik van digitale media en verwaarlozen belangrijke verantwoordelijkheden zoals werk, school, sociale interacties en persoonlijke verplichtingen. Hoewel ze van plan zijn om minder tijd aan digitale media te besteden, hebben personen met internetafhankelijkheid moeite om dit onder controle te houden. Vaak besteden ze meer tijd aan digitale media dan gepland en hebben ze steeds meer tijd nodig om dezelfde voldoening of sensatie te ervaren als voorheen. Dit kan ertoe leiden dat ze zich vaker tot digitale media wenden en dat hun gebruik steeds toeneemt.

Prevalentie en gevolgen

De wereldwijde prevalentie van internet afhankelijkheid wordt geschat op 6,0 procent. Dit overmatig gebruik van digitale media kan leiden tot ernstige gevolgen, waaronder een verhoogd risico op agressief gedrag, evenals een verslechtering van de schoolprestaties. Bovendien kunnen psychologische effecten zoals depressie, angststoornissen, sociale fobieën en slaapproblemen optreden.

Mechanisme

De oorzaken van internet afhankelijkheid zijn divers en kunnen biologische, psychologische, sociale en omgevingsfactoren zijn. Deze factoren omvatten een genetische aanleg, geestelijke gezondheidsproblemen zoals depressie of angststoornissen, een omgeving die overmatig gebruik van digitale media stimuleert en persoonlijke factoren zoals stressmanagement of het streven naar beloning en erkenning. Overmatig gebruik van digitale media kan verschillende psychologische behoeften vervullen en dienen als een ontsnapping aan echte problemen. Het biedt een gemakkelijke manier om nieuwe vriendschappen te sluiten en sociale banden te onderhouden, wat bijzonder aantrekkelijk kan zijn als interpersoonlijke interactie in de echte wereld als moeilijk wordt ervaren. Bovendien bevredigt het spelen van digitale games de behoefte aan uitdaging en beloning, waarbij succesvol gamen de afgifte van gelukshormonen stimuleert. Deze aspecten dragen bij aan het vergroten van de aantrekkingskracht van digitale media en het bevorderen van overmatig gebruik, wat echter tegelijkertijd negatieve gevolgen kan hebben voor het functioneren in het echte leven en de geestelijke gezondheid.

Ondersteuning

Individuele of groepstherapie kan helpen bij het identificeren van de onderliggende oorzaken en triggers van overmatig gebruik van digitale media en bij het ontwikkelen van gezonde copingstrategieën. Cognitieve gedragstherapie kan vooral nuttig zijn bij het herkennen en veranderen van problematische denkpatronen en gedrag. Daarnaast kunnen sensibilisering en preventieve programma’s die wijzen op de gevaren helpen bij het ontwikkelen van een beter begrip van de gevolgen en risico's van mediagebruik en het aanleren van strategieën voor verantwoord digitaal mediagebruik. De toegang tot digitale media beperken door tijdsbeperkingen, het installeren van blokkeerfuncties of het creëren van mediavrije zones in huis kan helpen om het gebruik te verminderen. Daarnaast kan het stimuleren van alternatieve activiteiten en hobby's die niet geassocieerd worden met digitale media helpen om de tijd die besteed wordt aan digitale media te verminderen en interesses in andere gebieden van het leven te stimuleren.

Oefening

Meer info

Websites:

Lozano-Blasco, R., Robres, A. Q., & Sánchez, A. S. (2022). Internetverslaving bij jongvolwassenen: Een meta-analyse en systematische review. Computers in Human Behavior, 130, 107201. doi: 10.1016/j.chb.2022.107201.

https://moodspace.be/nl/infotheek/internetgebruik-en-verslaving

Omschrijving

Depressie bij adolescenten kan lijken op die van volwassenen, maar kan zich ook uiten in verhoogde prikkelbaarheid, stemmingswisselingen of lichamelijke klachten. Vooral tijdens de puberteit is het vaak moeilijk om een depressieve episode te onderscheiden van leeftijd typische emotionele en stemmingswisselingen. De belangrijkste symptomen zijn een sombere stemming, die bij adolescenten vaak gepaard gaat met prikkelbaarheid, verlies van interesse en een gebrek aan energie of motivatie. Deze symptomen treden niet noodzakelijk allemaal tegelijk op en kunnen variëren in ernst. Het is typisch om een gedragsverandering waar te nemen, wat betekent dat de adolescent geen plezier meer vindt in activiteiten die vroeger plezier brachten of plotseling sterk reageert. Gebrek aan motivatie uit zich vaak in urenlang "in bed liggen", geen energie kunnen opbrengen of zich uitgeput voelen na kleine inspanningen.

Prevalentie en gevolgen

3-7% van de adolescenten in Duitsland (en wereldwijd) heeft last van depressie. Vanaf de puberteit worden meer meisjes dan jongens depressief. Depressie komt vaak in episodes voor. Daarom wordt het ook een depressieve episode genoemd, waarbij sommige personen slechts één episode meemaken en anderen meerdere episodes. Depressie wordt geassocieerd met slechtere schoolprestaties, bijvoorbeeld door concentratieproblemen, omdat adolescenten het moeilijk vinden om zichzelf te motiveren om taken af te maken of zich voor te bereiden op examens, of omdat ze geen plezier meer beleven aan onderwerpen die hen vroeger interesseerden. Lichamelijke symptomen zoals slaapstoornissen of gebrek aan motivatie verhogen het risico op verzuim. Op de lange termijn is de kans op slechtere onderwijs- en loopbaanresultaten groter voor personen met een depressie. Omgekeerd kunnen falen op school of school gerelateerde stress factoren zijn die bijdragen aan het ontstaan en in stand houden van een depressie. Depressie komt vaak voor in combinatie met andere psychische stoornissen, meestal angststoornissen.

Mechanisme

Depressie ontstaat wanneer veel verschillende stressfactoren samenkomen. Kwetsbaarheid en stress worden vaak besproken. Kwetsbaarheid beschrijft zaken die de adolescent al met zich meebrengt. Dit kunnen genetische factoren zijn zoals de aan- of afwezigheid van bepaalde chemische boodschappers in de hersenen, of psychologische factoren zoals weinig zelfvertrouwen of negatieve of perfectionistische denkpatronen. Sociale factoren spelen ook een rol in de ontwikkeling van kwetsbaarheid; voorbeelden zijn de schoolomgeving of integratie in de klasgroep. Bio-psychosociale risicofactoren kunnen kwetsbaarheid vergroten, terwijl beschermende factoren op deze drie niveaus risico's kunnen verminderen. Depressie treedt op wanneer stressoren aan kwetsbaarheid worden toegevoegd. Dit zijn bijvoorbeeld gebeurtenissen die een bijzondere uitdaging vormen, zoals examenperiodes, pesten of het verlies van een vriendschap. Het is belangrijk op te merken dat het samenspel van deze vele factoren leidt tot de ontwikkeling van depressie, niet één enkele factor. Schoolgerelateerde factoren waarvan is aangetoond dat ze bijzonder relevant zijn voor het verhogen van het risico op depressie, zijn onder andere academische problemen, een negatieve sfeer in de klas, slechte relaties met leeftijdgenoten en leraren, pesten en uitsluiting. Daarnaast zijn verschillende individuele en familiaire factoren van invloed. Interventie kan dan ook op verschillende punten in dit kader worden gericht, met als doel zowel het verminderen van risicofactoren en stressoren als, vooral, het opbouwen van beschermende factoren en competenties die de effecten van risico's en stressoren verzachten.

Ondersteuning

Beschermende maatregelen kunnen worden geboden door alle interventies uit de vorige en volgende hoofdstukken. Er zijn echter momenten, situaties of structuren die de bestaande copingmechanismen of hulpbronnen te boven gaan en die, ondanks het feit dat veerkracht wordt bevorderd, kunnen leiden tot overweldiging en een depressieve episode. Leraren kunnen een belangrijk eerste aanspreekpunt zijn. Ze kunnen hun zorgen en het gedrag dat ze observeren in een vertrouwensvolle conversatie beschrijven en zo begrip en openheid overbrengen op de betrokken adolescenten. Alleen al het zich gezien voelen kan als steun worden ervaren. Voor veel leraren is het vaak een uitdaging om een balans te vinden tussen het aanpakken van zorgen aan de ene kant en het respecteren van de privacy en grenzen van jongeren aan de andere kant. Psychotherapeutische interventies voor de behandeling van depressie bij adolescenten zijn vaak gebaseerd op de principes van cognitieve gedragstherapie. Als ambulante psychotherapie niet voldoende is, kan via de kinderarts of huisarts een gedeeltelijke of volledige klinische behandeling worden geregeld.

Oefening

Omschrijving

De symptomen van ADHD zijn verdeeld in twee groepen: aandachtsproblemen en hyperactiviteit/impulsiviteit. Adolescenten kunnen echter ook de gecombineerde vorm vertonen, die ADHD wordt genoemd, of ze kunnen alleen aandachtsproblemen hebben, wat bekend staat als ADD. Gedragingen die in de schoolomgeving worden waargenomen en verband houden met aandachtsproblemen zijn onder andere gemakkelijke afleidbaarheid, moeite hebben met het onthouden van instructies, het initiëren, organiseren of afronden van activiteiten, en vaak moeite hebben om een consistent, vast werktempo aan te houden. Gedrag dat geassocieerd wordt met hyperactiviteit en impulsiviteit is onder andere andere anderen onderbreken, overmatig praten of overmatige motorische rusteloosheid. In de adolescentie verdwijnt motorische rusteloosheid naar de achtergrond, terwijl impulsiviteit, vooral verbale impulsiviteit, meer op de voorgrond treedt. Naast de beschreven problemen zijn er vaak problemen met het volhouden van motivatie en inspanning over langere perioden. Veel adolescenten zijn aanvankelijk enthousiast, maar ondervinden uiteindelijk problemen met langdurige uitvoering of om bij de les te blijven. Heel typisch voor ADHD in de adolescentie zijn aversies voor mentaal veeleisende taken en moeilijkheden met werk en dagelijkse organisatie. Het inschatten van tijdsintervallen, het plannen van activiteiten over een langere periode of het omgaan met tijd is vaak een uitdaging. Er is controverse over de vraag of problemen met emotieregulatie ook deel uitmaken van ADHD, of dat dit probleem geen deel uitmaakt van de eigenlijke stoornis, maar er vaak in combinatie mee voorkomt.

Prevalentie en gevolgen

Ongeveer 3-5% van de adolescenten wereldwijd lijdt aan ADHD. Wanneer de gouden standaard voor diagnose wordt toegepast, is ADHD de afgelopen 30 jaar niet vaker voorgekomen en komt het in epidemiologische studies wereldwijd in vergelijkbare percentages voor. Door een groter bewustzijn en betrouwbaardere diagnostiek wordt de stoornis tegenwoordig over het algemeen beter herkend in de reguliere zorg. Er is geen bewijs voor de vaak door de media verspreide indruk dat ADHD een modeverschijnsel is of een beschavingsziekte. Jongens hebben er twee keer zo vaak last van als meisjes. ADHD is relatief stabiel in de loop van de ontwikkeling: 70-86% van alle personen met ADHD blijft voldoen aan de diagnostische criteria in de adolescentie. De meerderheid van de adolescenten met ADHD heeft bijkomende psychische problemen, waarbij ongeveer 60% meerdere bijkomende diagnoses heeft. Oppositionele stoornissen of gedragsstoornissen komen het vaakst voor in combinatie met ADHD. Gedragsstoornissen worden geassocieerd met een verhoogd risico op alcohol-, nicotine- en drugsgebruik, gokken en contact met het strafrechtelijk systeem. ADHD gaat gepaard met een verhoogd risico op ongelukken en zelfmoordpogingen. Angststoornissen en depressie komen ook voor bij ongeveer een kwart van de mensen met ADHD. Er is ook een hoge mate van overlap met tics en autismespectrumstoornissen. De diagnose ADHD verhoogt het risico op het herhalen van een klas, het gebruik van leerondersteuning op school en buitenschoolse activiteiten en een lager opleidingsniveau.

Mechanisme

Tegenwoordig wordt ADHD gezien als een stoornis in de neurologische ontwikkeling, wat betekent dat wordt aangenomen dat de hersenen van mensen met ADHD specifieke eigenschappen hebben op bepaalde gebieden en daarom anders functioneren. Centraal hierin staan moeilijkheden in de executieve functies, die fungeren als een verbindingssysteem voor het monitoren en controleren van binnenkomende en uitgaande informatie en cognitieve input. Vooral relevant in de onderwijscontext is het werkgeheugen, dat verantwoordelijk is voor het kort vasthouden van informatie voor verwerking. Voor instructies in meerdere stappen is bijvoorbeeld werkgeheugencapaciteit nodig, omdat de informatie niet alleen kort moet worden onthouden, maar ook actief moet worden gebruikt en gemanipuleerd. Inhibitie, als een ander aspect van executief functioneren, beschrijft het vermogen om een dominante actie-impuls te onderbreken en te onderdrukken. Cognitieve flexibiliteit, als de derde centrale competentie op het gebied van executieve functies, is nodig bij het aanpassen van iemands gedrag aan de eisen van de situatie, bijvoorbeeld bij het wisselen tussen instructies of het veranderen van gedrag na correctie door de leraar. Naast executieve disfunctie is de aandachtsoriëntatie in de ruimte of naar belangrijke informatie vaak aangetast. Ook dit kan gelinkt worden aan een andere werking van de hersenen. Er zijn sterke aanwijzingen dat bepaalde omgevingsomstandigheden het risico op ADHD verhogen. Sommige van deze omstandigheden kunnen zelfs directe oorzaken zijn, maar voor de meeste is er de mogelijkheid dat ze te maken hebben met genetische en omgevingsinvloeden die niet noodzakelijkerwijs specifiek zijn voor ADHD.

Ondersteuning

Ondersteunende maatregelen kunnen worden ontleend aan alle interventies die in de vorige hoofdstukken zijn genoemd (zie trede 1 en 2 in de toolbox). Ze bouwen beschermende factoren op en verminderen zo de kwetsbaarheid. Er zijn echter momenten, situaties of structuren die de beschikbare hulpbronnen te boven gaan en, ondanks het feit dat veerkracht wordt bevorderd, leiden tot overweldiging en een depressieve episode. Leraren kunnen een belangrijk eerste aanspreekpunt zijn. Ze kunnen hun bezorgdheid en het gedrag dat ze observeren in een vertrouwensvol gesprek beschrijven en zo begrip en openheid overbrengen op de betrokken adolescenten. Zelfs het gevoel van gezien te worden kan als steun worden ervaren. Veel leraren vinden het een uitdaging om een balans te vinden tussen het aanspreken van zorgen aan de ene kant en het respecteren van de privacy van de jongeren aan de andere kant. Handige tips voor communicatie met verontruste leerlingen zijn te vinden op de website schule.ich-bin-alles.de van het project. Psychotherapeutische interventies voor de behandeling van depressie bij adolescenten zijn vaak gebaseerd op de principes van cognitieve gedragstherapie. Als ambulante psychotherapie niet voldoende is, kan een gedeeltelijke of volledige klinische behandeling worden gestart via de kinderarts of huisarts. Als adolescenten en ouders akkoord gaan, kan de leraar een belangrijke bijdrage leveren aan het diagnostische proces. Daarnaast is het raadzaam dat er communicatie is tussen de school en de kliniek als de adolescenten onderwijs volgen in een kliniekschool als onderdeel van een gedeeltelijke of volledige klinische behandeling.

Oefening

Meer info

Websites:

https://moodspace.be/nl/infotheek/adhd

Faraone et al. (2021). The World Federation of ADHD International Consensus Statement: 208 Evidence-based conclusions about the disorder. Neuroscience and biobehavioral reviews, 128, 789–818. doi: 10.1016/j.neubiorev.2021.01.022

Omschrijving

Angststoornissen bij adolescenten zijn mentale aandoeningen die het leven van tieners aanzienlijk kunnen beïnvloeden. Ze manifesteren zich door aanhoudende, excessieve angsten of zorgen die normaal functioneren op verschillende gebieden van het leven belemmeren. Adolescenten met angststoornissen kunnen symptomen ervaren zoals paniekaanvallen, sociaal terugtrekken, overmatig piekeren, lichamelijke ongemakken en vermijdingsgedrag. Deze stoornissen kunnen verschillende vormen aannemen, waaronder gegeneraliseerde angststoornis, sociale angststoornis, paniekstoornis, specifieke fobieën en obsessief-compulsieve stoornis (OCD). Een vroege diagnose en behandeling zijn cruciaal om adolescenten met angststoornissen te helpen effectieve coping strategieën te ontwikkelen.

Prevalentie en gevolgen

De prevalentiecijfers van angststoornissen wereldwijd kunnen variëren afhankelijk van factoren zoals geografische locatie, culturele verschillen, gebruikte diagnostische criteria en toegepaste onderzoeksmethoden. Echter, angststoornissen behoren tot de meest voorkomende psychische aandoeningen wereldwijd en treffen miljoenen personen van alle leeftijden. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt geschat dat angststoornissen ongeveer 3,6% van de wereldbevolking treffen. Angststoornissen kunnen verschillende gevolgen hebben die het dagelijks leven aanzienlijk beïnvloeden. Men kan moeite hebben om normaal te functioneren op verschillende gebieden zoals werk, school, relaties en vrijetijdsactiviteiten, omdat symptomen het uitvoeren van bepaalde activiteiten of onderhouden van sociale interacties belemmeren. Dit kan leiden tot sociale isolatie en gevoelens van eenzaamheid verergeren. De constante emotionele stress geassocieerd met angststoornissen kan ook het algemene welbevinden belemmeren en leiden tot depressie of andere psychische stoornissen. Bovendien kunnen lichamelijke symptomen van angststoornissen zoals slaapstoornissen, spierspanning en gastro-intestinale problemen de fysieke gezondheid verder beïnvloeden. Personen kunnen hun leven sterk beperken en bepaalde situaties of objecten te vermijden, wat leidt tot gevoelens van hulpeloosheid. Bovendien kunnen angststoornissen financiële lasten, problemen in relaties en zelfbeeldproblemen veroorzaken. Daarom zijn een vroege diagnose en behandeling cruciaal om de effecten van angststoornissen te minimaliseren en de kwaliteit van leven te verbeteren.

Mechanisme

De oorzaken van angststoornissen zijn veelzijdig en kunnen een combinatie van genetische, neurobiologische, omgevings- en levensfactoren omvatten. Een genetische aanleg kan een rol spelen, omdat angststoornissen vaak in families voorkomen. Onevenwichtigheden in hersen neurotransmitters zoals serotonine en noradrenaline kunnen ook betrokken zijn. Traumatische ervaringen, misbruik of uitdagende levensomstandigheden kunnen het risico op angststoornissen verhogen. Leerprocessen zijn ook invloedrijk, aangezien individuen angstige reacties kunnen ontwikkelen op bepaalde situaties door directe ervaringen of observatie van anderen. Persoonlijkheidskenmerken zoals een laag zelfbeeld of negatieve denkpatronen kunnen ook het risico op angststoornissen verhogen. Biologische factoren zoals verhoogde activiteit in bepaalde hersengebieden kunnen ook bijdragen. Het is belangrijk om te benadrukken dat niet alle individuen met dezelfde risicofactoren een angststoornis zullen ontwikkelen, en de exacte oorzaak kan van persoon tot persoon verschillen. Vroege interventie en behandeling zijn essentieel om de effecten van angststoornissen te verminderen en de kwaliteit van leven te verbeteren.

Ondersteuning

Bij angststoornissen zijn er verschillende manieren om ondersteuning te vinden en symptomen te beïnvloeden. Een eerste stap is het zoeken van professionele hulp bij kinder- en jeugdpsychotherapeuten, psychiaters en psychologen die een nauwkeurige diagnose kunnen stellen en behandelopties kunnen aanbevelen. Psychotherapie, zoals cognitieve gedragstherapie, kan effectief zijn bij het identificeren van negatieve denkpatronen en het ontwikkelen van copingstrategieën. Bovendien kan geleide exposuretherapie symptomen verminderen door angsten aan te gaan. In sommige gevallen kunnen medicijnen zoals antidepressiva of angst remmende medicijnen nuttig zijn onder medisch toezicht. Een gezonde levensstijl, inclusief regelmatige lichaamsbeweging, evenwichtige voeding, voldoende slaap en stressbeheersing, kan ook bijdragen aan verlichting van symptomen. Bovendien kan praten met familie, vrienden of deelnemen aan een ondersteuningsgroep aanvullende sociale steun bieden. Strategieën binnen zelfmanagement zoals ademhalingsoefeningen, progressieve spierontspanning en mindfulness-praktijken kunnen ook nuttig zijn. Het is belangrijk om vermijdingsgedrag aan te pakken en geleidelijk angst inducerende situaties aan te gaan. Als angststoornissen samengaan met andere gezondheidsproblemen, is het belangrijk om ze tegelijkertijd aan te pakken.

Oefening

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud